GERT SLINGS<B>hoe het bij johannes in enschede begon</B>
Hoofdstuk 2

HOE HET BIJ JOHANNES IN ENSCHEDE IN 1940 BEGON


Inleiding


Je ziet in dit hoofdstuk Johannes ter Horst al in 1940 het voortouw nemen. Hij wacht niet tot hij anderen de hand aan de ploeg ziet slaan. Nee, hij gaat voorop in de strijd. Hij weet zich daartoe door God geroepen. Want het gaat ten diepste niet tegen de Duitsers alleen, maar tegen antichristelijke machten van het nazidom.

Ik kan niet genoeg benadrukken dat Johannes zijn motivatie ontleent aan de Bijbel en aan de gereformeerde belijdenis. Uit de mond van zijn weduwe Minie heb ik dit verschillende keren gehoord. Zie ook het getuigenis van Gerrit Breteler in zijn In Memoriam aan het slot van het vorige hoofdstuk.



zuiderkerk


De Gereformeerde Kerk aan de Haaksbergerstraat.

In deze kerk werd het fundament gelegd
onder het handelen van Johannes.
Vooral door de preken van ds. Meulink.


Zoals ik al betoogde in de inleiding bij hoofdstuk 1: bij Johannes zie ik de gebedsregel uit de zesde strofe van ons Wilhelmus werkelijkheid worden: Dat ik toch vroom mag blijven.

Prins Willem van Oranje bad nog een tweede keer in ons volkslied, namelijk in de zevende strofe.

Van al die my bezwaren,
En mijn vervolgers zijn,
Mijn God wilt toch bewaren
Den trouwen dienaer dijn:
Dat zy my niet verrassen
In haren bozen moet,
Haar handen niet en wassen
In mijn onschuldig bloed.

Hij bidt of hij niet hoeft te sterven door de handen van sluipmoordenaars (zijn vervolgers 'met haren bozen moet': met hun boosaardige plannen). Deze bede heeft God niet verhoord. Hij had een beter plan met de Prins: hij werd op 10 juli 1584 bevorderd tot de hemelse heerlijkheid.

Johannes zal ook gebeden hebben of God hem wilde sparen. Zeker toen hij liefde voor Minie koesterde en trouwplannen had.

God ging ook met hem een andere weg. Hij bleef gespaard tot 24 september 1944. Toen was het genoeg geweest.

In dit hoofdstuk staan we aan het begin. Maar het leek me goed even aan te geven in welk kader het leven van Johannes stond.

De gemeente Enschede mag trots zijn op deze zoon van de stad. Of beter: dankbaar zijn voor zijn strijd tegen het nazidom.

Daarom is het goed, dat de historische kring Usselo-Boekelo-Kwekkelo het initiatief heeft genomen voor een monument in de vorm van een rots-steen, met daarop de namen van Johannes ter Horst en Roelof Blokzijl. Zie hierover Hoofdstuk 25.

Gedenkmonument

Hoe het begon


In de Gereformeerde kerk van Enschede Zuid, aan de Haaksbergerstraat, zit in de maanden juli / augustus 1940 een groep jonge mannen, die elkaar kennen van de kerk en de gereformeerde lagere school en van de jongelingsvereniging. Daarop zitten jongens van 16 jaar en ouder. Tot hoe lang hing af van hun trouwen. Daarna gingen ze meestal naar de mannenvereniging. (Hetzelfde gold voor de meisjes van de meisjesvereniging.)

De vormende waarde van de jongelingsvereniging in die jaren is groot. Jongelui die geen gelegenheid hadden door te leren, werden daar bekwaamd in lezen, schrijven, luisteren, discussiëren en argumenteren. Niet alleen de bijbel werd bestudeerd. Allerlei maatschappelijke en politieke onderwerpen stonden op de agenda. Naast de wekelijkse vergaderingen, kwamen de jongens bij elkaar in secties. Daar werden boeken besproken, gedichten gelezen enz. Door de intensieve omgang leerden ze elkaar door en door kennen, wat voor de keuze van wie met wie iets ondernam in de oorlog van grote betekenis is geweest.Tijdens de wekelijkse vergaderingen, wordt er natuurlijk ook over de bezetting gesproken. Hun geloofsovertuiging dwingt hen om tot actie over te gaan.

Ze zijn ervan overtuigd: onze wettige overheid zit in Engeland. Koningin Wilhelmina is weliswaar uitgeweken, zij blijft onze koningin. Haar hofpredikant, ds. Welter, dichtte op 13 mei treffend:

13 mei 1940


Neen, 't was geen vlucht die U deed gaan
Maar volgen, waar God riep;
'k Vraag niet, wat in U is doorstaan,
Een strijd hoe zwaar, hoe diep.

Wij knielen naast en met U neer,
Tot God de blik, de hand;
Geef Neerland aan Oranje weer,
Oranje aan Nederland.

En kome dan wat komen mag,
W' aanbidden, zwijgen stil.
De nacht zij zwart, omfloerst de dag,
Geschiede Heer, Uw wil!

Ds. W.L.Welter (1849-1940)

Ds Welter was hofpredikant van koningin Wilhelmina.
Dit gedicht is nog legaal gedrukt op een prentbriefkaart met een foto van de koningin,
vrijwel onmiddellijk na de capitulatie.
Het was de spontane reactie van de hoogbejaarde predikant
op het door velen op dat ogenblik ten onrechte
als vlucht beschouwde vertrek van koningin Wilhelmina naar Engeland.


Enschedese jv'ers pikken het niet


De Enschedese leden van de gereformeerde jongelingsvereniging pikken het niet dat de Duitsers hun land hebben bezet en vinden het een plicht, hiertegen iets te ondernemen. Daarom beginnen zij plannen te maken om te komen tot een vorm van verzet.

Hoe een en ander tot uitvoering moet worden gebracht, weten ze nog niet. Met geweld? Of sabotage? Of misschien alleen tegenwerken? Dit is voor hen net zo onzeker als dat men weet hoe lang de bezetting zal gaan duren.

In ieder geval is hun gereformeerde geloofsovertuiging een sterke stimulans om plannen te maken.

Deze groep, bestaat o.a. uit Johannes ter Horst, Dries Nijenhuis, Cor Brasz, Frits Buitenbos en Joop Jonge Poerink.

Toch is deze jonge groep in het begin niet zo hecht als je zou denken.

De heer Barteld Lassche, (dezelfde als Bertus Lassche uit hoofdstuk 16) die alles van dichtbij heeft meegemaakt vertelt hierover:

"In het begin van de oorlog lag het verzet als los zand aan elkaar. Zoals jij je voorstelt dat er binnen de gereformeerde kerk een groep jongeren was, die in organisatorisch verband, vanaf het begin al bezig was, dat was niet zo.

Er gebeurde wel veel, maar de één werd voorzichtig gevraagd om wat te doen, terwijl de ander er niet vanaf wist. In de oorlog was het een code, "wanneer er achter jou iets gebeurt, kijk niet om. Dan ben je ook geen getuige en weet je niets".

Vervolg verhaal van Barteld Lassche


Ik kende uiteraard Johannes ter Horst goed. Hij werkte bij bakkerij Berkenkamp. Deze was gevestigd in een steeg, nabij de Alsteedseweg. Je kon daar alleen per bakfiets komen en niet met een auto. Johannes bracht brood rond in de hele stad en kon zo ook zijn contacten opdoen. Hij was in zijn optreden zeer brutaal."

Ook worden in de loop van de tijd steeds meer serieuzere zaken ondernomen. Vanaf september 1940, gaan ze zich bezig houden met het helpen onderduiken van mensen, die door de Duitsers opgepakt dreigden te worden.

De groep jongeren binnen de kerkgemeenschap wordt steeds groter. Steeds meer jongeren willen "iets" ondernemen om Nederland te helpen bevrijden van de Duitse bezetter.

Naar een betere organisatie: oprichting OD-Enschede


Johannes ter Horst en Frits Buitenbos krijgen informatie over een verzetsbeweging die voornamelijk uit ex-militairen zou bestaan. De leiding is in handen van de heer Van Hattum. Deze ex-militairen kunnen hun nederlaag tegen de Duitsers niet verkroppen en zien het als hun vaderlandse plicht om een organisatie op te zetten.

Deze groep, die zich "De Orde Dienst" noemt, afgekort OD, gelooft dat de bezetting niet lang zal duren. Wanneer de bevrijding daar is, moeten er immers mensen zijn, die de orde kunnen handhaven in de chaos die dan in Nederland zal ontstaan. Dit is wel het hoofddoel van deze groep.

De OD Enschede, wordt in juli 1940, door reserve-kapitein Van Hattum opgericht. Hij is tevens secretaris en waarnemend burgemeester van Enschede. Datzelfde jaar nog wordt deze groep aangevuld met de OD groep van de heer Van der Meer.

In plaats van zich te concentreren op hun doel, de strijd tegen de vijand, is er op dat moment al een machtsstrijd gaande tussen Van der Meer en Van Hattum ( Zie boek: Enschede 1940 - 1945)

Een ex-luitenant uit Den Haag, neemt contact op met de Enschedese dienstplichtig-wachtmeester, Klaas Straatman, om te komen tot de oprichting van een OD.

Klaas Straatman zoekt dan contact met Mr. Van Hattum. Na één en ander besproken te hebben, zegt Van Hattum, dat een zekere Johannes ter Horst, enige maanden geleden al met hetzelfde verzoek bij hem is geweest.

Het volgende gesprek vindt plaats tussen Van Hattum, Klaas Straatman en Johannes ter Horst. Zij komen een samenwerking overeen.

Ook geeft Johannes ter Horst aan, dat hij als OD'er naar Engeland wil vluchten. Hij ziet voor zichzelf meer mogelijkheden, om van daaruit de vijand te kunnen bestrijden.

Kennelijk zal Johannes gehoord hebben dat er veel militairen naar Engeland zijn gevlucht die de invasie aan het voorbereiden zijn, met het doel om Nederland te bevrijden.

Helaas gaat dit voor hem niet door, omdat alleen militairen worden geholpen naar Engeland te vluchten. Johannes is bakker en heeft nooit in militaire dienst gezeten.

Mr. J.W.A. van Hattum, de oprichter van de Orde Dienst in Enschede, is blij dat Johannes niet naar Engeland gaat. Hij ziet de kwaliteiten die Johannes heeft en maakt dankbaar gebruik van diens inzet voor de zaak.

Horen, zien, zwijgen


Bartel Lassche zei al hierboven: "wanneer er achter jou iets gebeurt, kijk niet om. Dan ben je ook geen getuige en weet je niets".

Dit vind je precies verwoord in het gedicht Klets hen niet in de dood uit het Geuzenliedboek.

In de oorlog zijn mensen het slachtoffer geworden van geklets. Mensen die hun mond niet konden houden of hun mond voorbij praatten. Of die interessant wilden overkomen.

Klets hen niet in den dood


Klets niet, zet een wacht bij uw mond,
De verrader loert overal rond!
Elk verhaal is een brandende lont......

Zwijg na volbrachte daad.
Vergroot door onnoozel gepraat
Niet de kans op fataal verraad.

Het teveel gezegde woord,
Door verkeerde ooren gehoord,
Leidde al vaker naar Amersfoort.

Wat mèn in geur en kleur
Heeft verteld van dien saboteur,
Zwijg - hou S.D. van zijn deur.

Wat ge weet aan pikant gerucht,
Van den man die nog net is gevlucht,
Zwijg - vóór hij zit en zucht!

Wat ge doet voor den vrind in nood,
Voor den opgejaagden Jood,
Zwijg - klets hen niet in den dood.

Klets niet, zet een wacht bij Uw mond.
De verrader loert overal rond,
Elk verhaal is een brandende lont.

Han G. Hoekstra

Johannes eerste commandant OD-Enschede


Johannes wordt de eerste commandant van de OD en Van Hattum de eerste officier. Zoals gezegd is Johannes in de begintijd van de bezetting, als commandant van de OD, ook nog steeds bakker.

Eén van de klanten, waar hij brood moet bezorgen is de op het vliegveld Twente gelegerde Duitse legereenheid.

Dit vliegveld, dat in de jaren voor de oorlog alleen voor burgerdoeleinden werd gebruikt, wordt door de Duitsers in ijltempo omgebouwd tot een modern militair vliegveld. Vele burgers uit de omstreken vinden hier werk.

Behalve uit de gereformeerde hoek, wordt er ook verzet georganiseerd bij de Communistische Partij Nederland, en bij de Trouw groep, verder nog een aantal groeperingen, die zich met spionage gingen bezighouden. Hierover is reeds veel geschreven (Zie o.a. de boeken: " De Illegalen" en "Enschede 1940-1945".)

Johannes steelt een zender van de Duitsers


Johannes had als bakker min of meer vrije toegang tot het vliegveld Twente. Dagelijks bezorgde hij daar het brood bij de Duitsers.

In de maand januari gaat hij vanaf de bakkerij Berkenkamp weer met zijn bakkersfiets op weg naar het vliegveld om vers brood te bezorgen. Dan ziet hij kans om een radiozender te stelen en deze in zijn bakkerskar mee te nemen.

Of dit van tevoren gepland was, is onbekend. In ieder geval worden plannen gemaakt om met deze zender in verbinding te komen met Londen om zo inlichtingen door te kunnen spelen.

Uiteindelijk wordt de zender opgesteld in de woning van de grenscommies Wim Hey en worden daadwerkelijk berichten verzonden.

Deze zendactiviteiten duren maar een paar maanden. Er volgt een golf van arrestaties door de Duitsers onder de OD mensen.

Daarom is ook Johannes genoodzaakt onder te duiken. Johannes besluit dan naar zijn zwager in Amsterdam te gaan. Deze zwager is genaamd: Jaap de Jong. Jaap zit in het Amsterdamse verzet en houdt zich met name bezig met de hulp aan (vooral Joodse) onderduikers.

Johannes maakt zich in die tijd nuttig om Jaap bij deze werkzaamheden te helpen. Op deze wijze krijgt Johannes ook inzicht in de werkwijze van deze organisatie in Amsterdam.


holterhof

De boerderij De Holterhof

In deze periode leert Johannes in Enschede ook twee van zijn verzetscollega's kennen, te weten Geert Schoonman, afkomstig uit Zaandam, maar in deze streek als grenscommies aangesteld en Harry Saathof. Geert Schoonman is verloofd of heeft verkering met een boerendochter genaamd Bertha Kempers van de boerderij "De Holterhof", die is gelegen naast de villa "De Holterhof".

Deze boerderij zal binnen afzienbare tijd een hoofdkwartier worden van de illegaliteit, onder andere als uitvalsbasis voor de later te vormen knokploegen en als opvang voor onderduikers en de z.g. "pilotenlijn".

DE OORLOG IN BEELD: HOE ERG HET WAS


dief in de nacht

Als een dief in de nacht


Zo viel Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnen: als een dief in de nacht.

Twee dagen later gaf Koningin Wilhelmina de volgende verklaring uit:

"In de afgelopen nacht is door de Duitse weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan... Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldeloze schending van de goede trouw en aantasting van wat tussen beschaafde mensen behoorlijk is."

Over de capitulatie te Rijsoord op 15 mei 1940, getekend door Generaal Winkelman.





DE OORLOG IN BEELD: HOE ERG HET WAS!


Wilhelminavlucht

Misgegrepen

De vijand had door een snelle stoot naar het hart van het land (Den Haag) geprobeerd zich van de hoogste overheden meester te maken.

Gelukkig maar: het vorstelijk hermelijn was hem ontglipt. Moet je die vuile blik zien.

In een proclamatie werd op de ochtend van dinsdag 14 mei 1940 meegedeeld:

"Nadat volstrekt zeker was geworden, dat Wij en Onze ministers in Nederland niet langer vrijelijk konden voortgaan met de uitoefening van het staatsgezag, moest het harde maar noodzakelijke besluit worden genomen de zetel van de regering te verplaatsen naar het buitenland voor zo lang als onvermijdelijk, en met de bedoeling Ons terstond weer in Nederland te vestigen zodra dat maar enigszins kan."





DE OORLOG IN BEELD: HOE ERG HET WAS!


hermelijn

"Zes-en-een-kwart" met als slippendrager Mussert

Op 18 mei 1940 decreteerde de 'Führer':

"Tot Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied benoem ik Rijksminister dr. Arthur Seyss-Inquart".

Seyss-Inquart kreeg in Nederland al snel een bijnaam: Zes-en-een-kwart (hij liep mank). Hij was in 1892 geboren in Oostenrijk net als Hitler. Eerst probeerde hij met zachte hand de Nederlanders voor het nationaal-socialisme te winnen, onder meer door publieke optredens, strikte normen voor Duitse soldaten alsmede het oprichten van Duits-Nederlandse vriendschapsinitiatieven.

Maar na de Februaristaking in 1941 werd de Duitse onderdrukking ook door Seyss-Inquart - die onder druk werd gezet door de SS - sterk opgevoerd. Toen de oorlog langzamerhand verloren was, trad hij steeds harder en fanatieker op tegen het Nederlandse ondergrondse verzet.

Verschillende keren heeft hij echter wel geprobeerd om harde wraakmaatregelen van de SS uit te stellen of te verbieden, wat echter vanwege Himmlers invloed steeds moeilijker werd.

Hij was verantwoordelijk voor de deportatie van meer dan honderdduizend Joden naar de concentratiekampen en vernietigingskampen. Hoewel hij wist van de Jodenvervolgingen en werkkampen (o.m. Westerbork), beweerde hij tijdens het Proces van Neurenberg dat, als hij op de hoogte was gebracht van het bestaan van daadwerkelijke vernietigingskampen in Oost-Europa, hij alles zou hebben gedaan om deze deportaties te voorkomen.

Bij Himmler heeft hij - dat staat vast - verschillende malen geprobeerd een einde te maken aan de Jodenvervolgingen met als argument dat dit tijdens de oorlog alleen maar tot onnodige onrust leidde, in zowel de materiële productie als onder de rest van de "Arische" bevolking. Hij verzette zich echter niet daadwerkelijk tegen zijn superieuren, vermoedelijk uit carrièrezucht en vanwege praktische onmogelijkheid zonder afzetting tot gevolg.

In 1946 werd hij tijdens het Proces van Neurenberg ter dood veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid (Jodendeportaties, executie van veroordeelde verzetslieden, toestaan van wraakacties tegen 'anti-Duitse' prominente Nederlanders). In de vlak voor zijn dood geschreven brieven aan zijn pater-biechtvader (Bruno Spitzl) legde de later herbekeerde katholieke Seyss-Inquart hier min of meer een schuldbekentenis af, vooral over zijn optreden tegen Nederlandse burgers en het toestaan van de Jodendeportaties naar Oost-Europa. Hij werd op 16 oktober 1946 te Neurenberg opgehangen.

Hoe Seiss Inquart met zijn kornuiten werd gehaat


Talloos waren de moppen in de oorlog over zes en een kwart. Die man werd zeer gehaat. En niet alleen hij.

Dat blijkt uit het volgende gedicht uit het Geuzenliedboek. Dit soort verzen stond er ook in.

Het is een oproep aan de Nederlanders om zich niet te verzetten, maar te praten als beschaafde mensen onder elkaar.

Praten?

Aan de ‘Deutsche Zeitung in den Niederlanden’, die met ons praten wil

Als Hitlers nek gebroken is
En Rotterdam gewroken is,
Berlijn tot puin gebombardeerd,
Ons leger door je land marcheert,

Als Göbbels opgehangen is
En Seyss-Inquart gevangen is,
Als heel die vuile rooversbend'
Genadeloos komt aan zijn end,

Als Streicher, Mussert en de rest,
Die heel de wereld thans verpest,
Is uitgeroeid en afgeslacht,
D'N.S.B. om zeep gebracht,

Als alles, wat nu moordt en rooft
Den lagen schedel is gekloofd,
De wereld weer gerust kan zijn!
Dan praten wij! Nou weet je 't, zwijn!